Het leuke aan analoge fotografie is de enorme hoeveelheid (relatief) goedkope oude camera’s die je op de kop kunt tikken. Camera’s van Canon, Nikon, Pentax, Olympus, Minolta, Rollei, Ricoh en nog tal van andere minder bekende merken. Soms kom je geteste en nagelopen modellen tegen waarvan je vrijwel zeker weet dat ze werken, maar vaak zijn de camera’s niet getest en moet je een gokje wagen. Of alles mechanisch werkt kun je tot op zekere hoogte testen zonder rolletje film, maar de ultieme test is of je foto’s er goed uit komen. Werkt de sluiter goed, draait het rolletje goed door of lekt er geen licht ergens naar binnen. Dat kan alleen getest worden door daadwerkelijk foto’s te maken. Zo leek de Ricoh 35ZF helemaal in orde, tot ik de foto’s terugkreeg…
De afgelopen week heb ik de Minolta AL-F aan die test onderworpen. Normaal schiet ik een rolletje vol binnen een dag of 2 tijdens wandelingen met de hond. Dat was nu in principe ook het plan, maar na een paar foto’s bedacht ik me. Vervolgens heb ik twee vriendinnen van mijn vriendin gevraagd of ze het leuk zouden vinden als ik hun kinderen zou fotograferen, dus zo gezegd zo gedaan en wat afgesproken. Achteraf gezien is dat niet heel handig geweest want ik ben voor Fujicolor C200 gegaan, en die is niet heel lichtgevoelig. Als het buiten bewolkt is en je bent binnen foto’s aan het maken dan kom je dus nogal wat licht tekort. Zeker in deze tijd van het jaar. Op digitale camera’s knal je je ISO gewoon omhoog en ben je er, maar met filmrolletjes ben je min of meer gebonden aan de ISO-waarde van je rolletje.
Fix it in post
Die ‘fout’ is waarschijnlijk deels te corrigeren, afhankelijk van hoeveel licht ik tekort kwam. Zoals een bekende uitspraak uit de creatieve sector zegt ‘fix it in post‘, wat betekent dat je eventuele fouten achteraf wel corrigeert. Tijdens het ontwikkelen kun je je negatieven namelijk wat langer in het badje met chemicaliën laten zitten om ze op die manier extra tijd te geven. Je kunt daarmee de ISO-waarde als het ware verhogen en zo meer licht creëren, met als addertje onder het gras dat je meer ruis zult zien in de foto. De term daarvoor is Push Processing want je pusht je negatieven verder dan waar ze voor bedoeld zijn en maakt ze lichter om onderbelichting te corrigeren. Andersom kan het ook, dat je je overbelichte negatieven minder lang ontwikkelt om ze juist wat donkerder te maken, maar dat komt minder vaak voor. Film kan namelijk uitzonderlijk goed om gaan met overbelichting. Ik heb met dezelfde instellingen ook digitaal geschoten om te kijken hoe erg de ‘schade’ is en ik heb zo’n twee stops extra nodig om de belichting redelijk correct te krijgen.
Komende week even langs Analog Space en het rolletje laten ontwikkelen met de vraag of het wat gepusht kan worden. Meteen een wijze les voor mezelf dat als ik weet dat ik binnen ga fotograferen ik niet voor ISO200-film moet kiezen. Nu was dit een besluit dat ik achteraf had genomen, maar toch. Normaal denk ik er overigens ook niet over na en knal ik ook gewoon de ISO omhoog in de camera, maar… digitaal ≠ analoog. Men leert het beste door fouten te maken. Overigens was de Minolta AL-F echt een genot om mee te fotograferen. Lekker handzaam en stil, maar toch wel met de bekende mechanische geluidjes. Nu hopen dat de foto’s er redelijk oké uit gaan komen. Fingers crossed!
Geef een antwoord